RINUS MOOIWEER (1936) Als rasechte Amsterdammer zat Rinus Mooiweer niet te wachten op een diensttijd op het dunst bevolkte eiland ter wereld, maar hij ging wel. In 1955 moest hij voor zijn nummer opkomen bij de intendance en hij diende een poosje bij de landmacht. Hij werd chauffeur en reed jerrycans benzine bij een bevoorradingscompagnie. Van een maatje hoorde hij dat het bij de marine allemaal net iets beter was: de salariëring, het eten en de huisvesting en na één jaar diensttijd besloot hij de overstap te maken naar de marine, voor een dienstverband van zes jaar. Hij kwam door de keuring in Hilversum en mocht er opnieuw een rijopleiding volgen, nu voor personenvervoer. Zijn standplaats werd het Marine Vliegkamp Valkenburg vanwaar vooral verkenningsvluchten plaatsvonden. De Marine Luchtvaartdienst vloog met Neptunes en Seahawks. Mooiweer reed met de bemanningen en het personeel van het radarstation Noordwijkerhout. Midden 1958 kreeg hij de oproep voor Nieuw-Guinea en hij vertrok voor een periode van 18 maanden naar dit eiland. Hij werd geplaatst op vliegveld Boeroekoe, nabij het marine kamp dat ook wel Oude Base werd genoemd. Mooiweer werkte er als chauffeur en deed daarnaast werkzaamheden rond de brandstofvoorziening van de vliegtuigen. Gevaarlijk werk, want er werd met brandstoffen en explosieve materialen gewerkt en een ongeluk lag altijd op de loer. Een kleine vonk kon er een ramp veroorzaken. Dat gebeurde dan ook af en toe. ‘Elke dag maakte ik met een Unimog, een klein type vrachtwagen met een aantal aanhangwagens, een rit om koelies op te halen voor werkzaamheden op de basis. Ze zagen er afschrikwekkend uit en hadden vlijmscherpe messen, parangs, bij zich. Toch waren het de vriendelijkste mensen die ik ooit heb ontmoet. We hadden prima contact met de bevolking.’ ‘Het was op dat moment nog betrekkelijk rustig op Nieuw-Guinea. De marine deed haar verkenningsvluchten met de vliegtuigen, die ze tot hun beschikking hadden. Dat was geen best materiaal en het is herhaaldelijk voorgekomen dat een vliegtuig is neergestort. De bemanning kwam dan niet meer terug en dat sloeg hard in. Het drukte ons met de neus op de realiteit en we werden ons bewust van de betrekkelijkheid van het leven. Dat kon zomaar ten einde zijn, dat bleek elke dag weer. Pas op het einde van mijn diensttijd werd de sfeer in Nieuw-Guinea grimmiger en werd er geïnfiltreerd door Indonesische militairen. De vluchtschema's werden aangepast en er werd geoefend in het werken met de boordwapens. Ik vond ik het niet erg om weer naar Nederland te gaan en zo dachten veel van mijn dienstmaten erover.’ ‘Nederland en Indonesië streden om de heerschappij in Nieuw-Guinea, maar het land hoort net zo min bij Indonesië als bij Nederland. Achteraf gezien hadden ze het beter bij Australisch Nieuw-Guinea kunnen voegen om zo tot één groot Papoea Nieuw-Guinea te komen. Dat was de ontwikkeling van het land en de cultuur waarschijnlijk ten goede gekomen. Het is van een enorm eiland dat een woonplaats biedt aan talloze stammen,’ zegt Rinus Mooiweer. Onze werktijd begon ‘s morgens om 6.00 uur, waarna we tot 12.00 werkten. Dan zat de dienst erop. We verbleven in Dosorido, een tamelijk nieuw kampement met verschillende barakken. Op de bovenverdieping was een soort fitnessruimte waar we konden trainen en sporten. Verder gingen we veel zwemmen in de nabijgelegen rivier en aan de kust. Soms werd er een gezellige avond georganiseerd en draaide er een film. In uitzonderlijke gevallen kregen we bezoek van een cabaretgezelschap dat voorstellingen organiseerden voor de Nederlanders in de Oost. Na zijn terugkeer ging Rinus Mooiweer naar Vlissingen, maar hij kreeg het tenslotte voor elkaar om in Amsterdam geplaatst te worden. Hij kwam op de bus en kreeg de gelegenheid zijn kennis aan te vullen door het volgen van de opleiding chauffeur/motorkennis. Uiteindelijk werd hij in Amsterdam chauffeur van de commandant en volgde de kaderschool in Hilversum. Bevordering naar de rang van korporaal liet op zich wachten en dat is de reden waarom Rinus Mooiweer uiteindelijk de dienst verliet. Toch is niet alleen zijn beroepsopleiding gekleurd door zijn militaire periode, maar ook voor zijn verdere leven legde hij de basis in dienst. ‘Je leert er verantwoordelijkheid, zegt Mooiweer en dat is iets wat de jeugd heel erg goed zou kunnen gebruiken. Herinvoering van de dienstplicht zou daarom helemaal niet zo gek zijn’. Rinus Mooiweer bleef werkzaam als chauffeur en maakte de overstap naar de K.L.M. Uiteindelijk werd hij directiechauffeur van o.a. Sergio Orlandini en Pieter Bouw, totdat deze laatste via harde saneringen een aantal bedrijfsonderdelen ophief. Daaronder viel ook het interne transport, zodat Rinus Mooiweer in 1992 in de VUT kon. Rinus bezoekt met plezier de reünies en veteranendagen en geniet van de sfeer en de aandacht. ‘Je raakt het nooit meer kwijt,’ zegt Rinus Mooiweer over de normen en waarden, die hij er kreeg aangeleerd.