KOOS MIGCHELBRINK (1927-2013) Koos Migchelbrink ontvluchtte het benauwde Holland direct na de oorlog. Op 2 januari 1946 meldde hij zich als oorlogsvrijwilliger in de Willem de Zwijgerkazerne in Wezep waar hij een korte opleiding kreeg. In de oorlog was hij ternauwernood ontsnapt aan een serieuze gevangenschap, maar wat smokkelen met boter leverde hem toch een verblijf op in het Herman Goëringhaus in Bocholt. ‘We waren idealistisch in die tijd’, zegt Koos Migchelbrink, ‘zelf waren we net bevrijd en we wilden ook onze landgenoten in Nederlands-Indië bevrijden. Dat gold voor bijna het hele bataljon’. Migchelbrink werd ingedeeld bij de veldartillerie met de functie radiotelegrafist-chauffeur. ‘Na een verblijf in Engeland werden we ingescheept op de Volendam voor de tocht naar Nederlands-Indië, met een korte tussenstop in Port Said. De hele club werd flink ziek toen we arriveerden in Batavia. Het eten in het kamp was slecht, iedereen moest wennen aan de tropisch temperaturen en matige hygiënische omstandigheden’. ‘In militair opzicht was de situatie onduidelijk, want wie moesten we nu bevrijden en beschermen, en tegen wie moesten we vechten?’ De Japanners waren nog in Indië en die beschermden de ex-kamp bewoners tegen de rampokkers. Soekarno had de republiek uitgeroepen en de Engelse troepen verkochten hun wapens. Migchelbrink en zijn bataljon werden na enkele maanden naar Sumatra gezonden, waar ze als eerste Nederlandse troepen na de oorlog arriveerden. Ze werden gelegerd op Talan Betoetoe, bij het vliegveld van Palembang. Tijdens een patrouille met een jeep werd Migchelbrink vanuit het bos beschoten door een onzichtbare vijand en in een poging zichzelf en de passagier, een verpleegster van het Charitas ziekenhuis, te redden, veroorzaakte hij een ongeluk. De begeleider in de jeep vuurde terug, wat de mannen op een reprimande kwam te staan. Terugschieten mocht niet van hogerhand. Migchelbrink liep vaker tegen de vele regels en regeltjes aan. In Den Haag werd beslist wat er in Indië werd gegeten. Als het in Nederland koud was, was de kans groot dat er in Indië snert op het menu stond. In juli 1947 werd het sein gegeven voor de eerste politionele actie en trok de groep door de jungle naar Batoeradja. Opstandelingen kapten bomen om drietonners en kanonnen tegen te houden en overal werden bruggen en overgangen opgeblazen. Het werd een moeilijk tocht en onderweg vielen de eerste doden onder de Nederlanders. Tijdens de politionele actie werd nogmaals duidelijk dat het geen kinderspel was maar dat er een echte oorlog werd uitgevochten. Het bataljon artillerie waar Koos Migchelbrink deel van uitmaakte, kreeg steun van de Stoottroepen toen ze werden aangevallen door het Republikeinse leger van het nieuwe Indonesië. De kanonnen van de veldartillerie brachten tenslotte de bescherming die de in het nauw gebrachte mannen nodig hadden.
Eind 1948 verlangde iedereen naar huis en werden daar de nodige voorbereidingen voor getroffen. De tweede politionele actie gooide roet in het eten en het vertrek werd tot augustus 1949 uitgesteld. ‘Ons materieel moesten we voor vertrek overdragen aan de TNI, de voormalige tegenstander en dat was moeilijk’. Terug in Nederland bleek dat er niemand op ons zat te wachten en de publieke opinie had geen goed woord voor ons over. ‘Je werd met de bus thuisgebracht en als er wat aan je plunjebaal ontbrak werd dat in rekening gebracht.’ Migchelbrink hield een batig saldo over aan zijn soldij van f 7,80. De enige die de moeite nam om de manschappen te verwelkomen was de Inspecteur van de Nederlandse Strijdkrachten, Prins Bernhard. Vol trots toont Migchelbrink een document van hem. Hij bedankte alle militairen in een door hem persoonlijk ondertekende brief. ‘Geen wonder dat we allemaal zo gek waren met Prins Bernhard’, zegt Migchelbrink. Ondanks het feit dat er niemand op de Indiëgangers zat te wachten, vond Koos een baan als analist en begon in 1952 zijn eigen rijschool. In 1964 stapte hij over naar het C.B.R., Centraal Bureau Rijvaardigheid, en werd examinator voor de rijexamens. ‘De eerste keer dat we tijdens veteranendag met een jeep werden rondgereden, wisten we niet wat ons overkwam. Overal mensen langs de weg, die ons toezwaaiden en toejuichten. Dat hadden we nog nooit meegemaakt. Het is natuurlijk allemaal prachtig, maar we hebben er wel lang op moeten wachten, ruim vijftig jaar, en veel van ons hebben het überhaupt niet meer kunnen meemaken.’ • Overlijdensbericht Koos Migchelbrink02-09-2013