KLAAS STULEN (1929) ‘Ja hoor, ik wil wel meedoen maar ik heb niet zoveel te vertellen’, zegt Klaas Stulen in een voorgesprek aan de telefoon. Maar als het moment daar is, gaan de uren snel voorbij en komen de verhalen als vanzelf, zeker als het fotoalbum op tafel komt. Dat dient als geleide voor de vele weggezakte herinneringen. ‘Mijn vader zat bij de Mariniers en vertrok voor de oorlog naar de West. Dat betekende voor mijn moeder en haar drie kinderen een moeilijke tijd. Ik was de oudste en moest direct na de lagere school aan het werk. Daarnaast heb ik tijdens de oorlog het nodige bij elkaar geroofd en gestolen, vooral van de Duitse Wehrmacht. Gelukkig ben ik daar nooit bij betrapt, maar ik heb de oorlog en de gevaren daardoor wel heel bewust meegemaakt. Toen de oorlog was afgelopen, wilde ik in dienst en heb ik overwogen oorlogsvrijwilliger te worden. De eerste, naoorlogse lichting beroepspersoneel bij de Marine werd opgeroepen en zo kon ik als beroeps terecht. We kwamen op in Voorschoten en gingen daarna naar het Marine Opleiding Centrum in Hilversum. Mijn functie werd bottelier, de functionaris die verantwoordelijk was voor de inkoop voorraad en distributie van eten en drinken aan boord en op de locaties van de Marine’. ‘In 1947 vertrokken we naar Batavia en daarna kwam ik op de basis in Soerabaja. Ik heb er een hele mooie tijd gehad,’ weet Klaas Stulen zich te herinneren. ‘Het scheelt natuurlijk waar je gelegerd was, maar ik zat veilig op de legerplaats en kon in rust mijn werk doen. Ik was ook nog een tijd in Malang gelegerd’. Illustratief is het verhaal van Klaas over de overdracht van materieel aan de TNI, het Republikeinse Leger van Soekarno. ‘De aankomende soldaten van de TNI kregen een basiscursus militaire vorming op ons kazernecomplex en ze moesten ook leren exerceren. Die lessen werden gegeven door een Ambonese kwartiermaker die bij het KNIL had gediend. De nieuwe manschappen kregen een militaire uitrusting met nieuwe hoge schoenen, maar die hingen bij de exercitie aan de veters om hun nek. De meeste rekruten waren niet gewend om op schoenen te lopen. Die overdracht ging, zoals ik het me herinner, op een ontspannen manier’. Klaas Stulen maakte met een marinedetachement deel uit van het begrafenisescorte voor Generaal Spoor die in 1948 onder verdachte omstandigheden om het leven kwam. ‘De rode aarde van de begraafplaats zat tot hoog in onze hagelwitte broekspijpen. Na terugkeer in Nederland hield ik nog 67 gulden over van mijn avontuur, maar geld was niet het belangrijkste. Achteraf kan ik zeggen dat ik een hele mooie tijd heb gehad in Nederlands-Indië, ik heb weinig oorlogssituaties meegemaakt en op een goede manier mijn werk kunnen doen.’ De terugkeer naar Nederland was niet voor lang, want begin jaren vijftig ging Klaas Stulen weer op missie. Nu naar Nieuw-Guinea en ook hier verliep zijn diensttijd in betrekkelijke rust. Aan boord van de Ms. Boeroe was hij betrokken bij het patrouilleren in de kustwateren om Indonesische infiltranten te onderscheppen, maar het grootste gedeelte van zijn tijd bracht hij door in de Marine kazerne in Hollandia. ‘Hollandia was de hoofdstad van Nieuw-Guinea, maar goed beschouwd was het niet meer dan een dorp. Er woonden Nederlanders en Indo’s die Indonesië waren ontvlucht maar een echt centrum is het nooit geworden. Er waren een paar Chinese restaurants en dan had je het wel gehad. Het viel daar niet altijd mee om over vers en smakelijk eten te beschikken, want het moest overal vandaan aangevoerd worden. De aardappelen kwamen met kisten uit Nederland en dan kun je je wel voorstellen hoe die eruitzagen als ze in Nieuw-Guinea gearriveerd waren. Ook zaten de maden soms in de nasi goreng.’ ‘Niet zeuren, dat is extra vlees en eiwit’ riepen we dan. Soms ging Stulen met een vrachtwagen het binnenland in om groenten en fruit te kopen. Na de overdracht ging de eenheid naar Australië waar de Ms. Boeroe dringend moest worden opgeknapt. Het schip, overgenomen van de Australische marine, was bijna doorgeroest. Uiteindelijk ging Stulen midden jaren vijftig terug naar Nederland. Vanuit Den Helder werden nog veel tochten over de wereld gemaakt. In 1969 lag Stulen met de Ms. Amsterdam in Curaçao, toen daar ernstige onlusten uitbraken. Nederlandse mariniers werden ingevlogen om de orde en rust te herstellen, maar er was een enorme schade aangericht. Ook de verhoudingen onder de bevolkingsgroepen bleven lang verstoord. Stulen woonde drie jaar op Curaçao en bezocht veelvuldig de andere eilanden in de west. ‘De marine heeft een gunstige invloed op me gehad’ zegt Stulen, terwijl zijn taal met marinejargon doorspekt is. Nu zijn echtgenote is overleden en hij alleen is, kan hij zich prima redden, ‘en dat heb ik bij de marine geleerd. Je leerde daar je handen gebruiken want er was niemand die iets voor je deed. Wassen, strijken, poetsen, eten koken, kleding verzorgen, het hoorde er allemaal bij. Bovendien leer je er discipline. Ik ben er trots op dat ik bij de marine gediend heb en als ik televisiebeelden zie van marine of mariniers gaat mijn hart nog steeds sneller van kloppen. Ik heb er veel mensen leren kennen en heb veel van de wereld kunnen zien. Overigens heb ik geluk gehad dat ik nooit in gevechtssituaties ben geweest en dat de schepen waarop ik voer nooit zijn getorpedeerd. Dan heb je natuurlijk een heel ander verhaal’.