JOOP HAZEU (1947) Een uitzending van zeven maanden Johannes Hazeu werd op 31 januari 1947 te Delft geboren. Hazeu werd in 1993 aangewezen om als lid van UNPROFOR (United Nation Protection Force) gedetacheerd te worden bij de VN vluchtelingen organisatie UNHCR in Voormalig Joegoslavië. “De overdracht van de functie vond plaats drie weken voordat ik officieel in functie zou treden. Omdat de functie inhield dat ik formeel voor een civiele organisatie werkte, mocht ik niet op een kazerne gestationeerd worden, maar diende in Zagreb een appartement te huren. Ook in Bosnië en Servië moest ik als burger zelf een onderdak regelen bij een post van UNHCR of Artsen zonder Grenzen. Jammer dat het administratief niet helemaal vlekkeloos verliep. In Den Haag wist men niet wat mijn toelage moest zijn dus gaven ze me gewoon niets. Mijn vrouw wist maar niet waaraan ik zoveel geld uit gaf terwijl er niks binnen kwam. Uiteindelijk vond een Militaire Administrateur een oplossing en stonden we ineens niet meer rood. Taken Ik had verschillende taken zoals het adviseren van commandant UNPROFOR, een Franse generaal, en het begeleiden van konvooien (er reden er dagelijks ongeveer 70 konvooien rond). Met een Mercedes jeep zocht ik nieuwe routes en besprak die met UNPROFOR, die deze routes ‘veilig moesten stellen’. Vanuit Zagreb hielp ik met verschillende zaken rond de vluchtelingencentra in Kroatië, en de briefings voor de staf van UNHCR over de stand van zaken bij hun personeel in Bosnië. Een andere taak was het informeren van de Europese waarnemers in Zagreb omdat zij in sommige plaatsen in Bosnië geen toegang hadden. Verder informeerde ik de NGOs (Non Goverment Organisation) over de veiligheidssituatie in de deelstaat Bosnië. De wegen tussen Van Bosnië, Kroatië en Servië waren vaak tijdrovend. Gelukkig kon ik met mijn UNHCR/Rode Kruis pas vaak met een vliegtuig mee. Niemand vertelde een nieuweling wat er gebeurde wanneer je het vliegveld van Sarajevo naderde. Vlak voor Sarajevo liet zo’n groot vrachtvliegtuig zich ‘vallen’ om onder de baan van het Servische geschut te duiken. De lading kwam een stuk van de laadvloer en landde daarna weer hard op de bodem. Kiseljak, waar ook het hoofdkwartier van het vooruitgeschoven commando van UNPROFOR was, gebruikte ik als uitvalsbasis voor mijn werk in Bosnië. Over de weg en soms per heli, bezocht ik posten van UNHCR en de voorraaddepots. Treiteren/incidenten UNHCR werd voortdurend getreiterd door plaatselijke etnische groeperingen. Men hield je aan, nam je voertuig af en je kon gaan lopen. De volgende dag moest je niet gek opkijken dat dat ‘geleende’ voertuig, met een uitgezaagd dak en een zware mitrailleur rondreed. Soms werden een of twee banden lek geschoten terwijl je maar een reserve wiel had, of je verbindingsapparatuur uit je auto gesloopt of je radiateur lek geschoten. Vaak werd driekwart van de voorraden uit het konvooi in beslag genomen. Men wist precies wat je vervoerde, tot aan de kerstpakketten voor de Nederlandse eenheden aan toe. Eén keer werd ik samen met de Deense konvooileider gedurende drie dagen gevangen gezet. Na mijn vrijlating was het gehele konvooi ‘uitgekleed’. Er waren toch ook wel ernstiger momenten. Bij een bevoorrading van Mostar liep het uit de hand. Ik wilde doorrijden maar er lagen vrouwen en kinderen op de weg en gewapende moslimstrijders in de bomen langs de weg. Een vertegenwoordiger van UNHCR loste dit uiteindelijk op. Een keer was ik per heli onderweg van Tuzla naar Kiseljak en kwam in een dichte sneeuwstorm terecht. Op mijn vraag hoe ze het tennisveldje in Kiseljak konden vinden werd door de vlieger nuchter opgemerkt dat hij zich richtte op de torenspits waar het veldje dichtbij was. Een grappig voorval deed zich voor met de nieuwe man van UNHCR, Guido een Belg. Hij wilde de omgeving zien en vroeg mij hem te gidsen. Op dat moment had ik slechts de beschikking over een ongepantserd klein Peugeotje. Ik raadde het hem af maar hij wilde persé. Eén kilometer buiten Kiseljak werden we aangehouden, vastgebonden met ons eigen tape en aan de kant van de weg in de sneeuw gelegd. Guido, nog gekleed in een tropen tenue, was ook al zijn papieren kwijt, inclusief zijn paspoort. Na enig wurmen konden we de tape verwijderen en te voet terugkeren naar Kiseljak. Guido is nooit meer te voet vanuit zijn onderkomen naar het hotel van BHC gegaan maar liet zich iedere dag ophalen door een gepantserd voertuig. Soms werd ik door UNHCR aangewezen om bij bezoeken van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking (Pronk en DUS geld) en Defensie (ter Beek) of de 2e Kamercommissie, deze mensen te begeleiden. Met Pronk had ik een aanvaring toen hij in het donker naar een afgelegen kindertehuis wilde waar Nederland een aggregaat aan had geschonken. Hoewel ik hem vertelde dat het aggregaat er stond maar niet werkte omdat er geen dieselbrandstof was, en dat wij in het donker ons niet verplaatsten, wilde hij dat toch met eigen ogen zien. Met zijn chauffeur de afspraak gemaakt dat hij, bij 2 x oplichten van de remlichten van mijn voertuig, hard op de rem moest gaan staan. Mijn chauffeur wist precies waar de mijnenplanken in het donker lagen. Bij de eerste plank remde ik tweemaal waarna Pronk bijna door de voorruit ging. Nadat hij al mopperend was uitgestapt, trok hij bleek weg toen hij de plank zag liggen en wilde direct terug naar Kiseljak. Een lid van de 2e Kamercommissie van Defensie maakte het helemaal bont. Tijdens een rit nam het gezelschap plaats in een gepantserd personeelsvoertuig. De gasten kregen het benauwd en een van de commissieleden opende hierop de bovenluiken. De chauffeur trok direct aan de handrem en stelde kortaf: U stapt nu uit of u sluit nu onmiddellijk de luiken. Met een gezicht als een oorwurm werd voor het laatste gekozen. Dat ik tijdens mijn uitzending het een en ander heb beleefd, is hiermee wel duidelijk gemaakt.”