Veteranen verhalen
uit de NW-Veluwe
Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea

Klik op een foto voor een uitvergroting

▲▲▲▲

Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea
JON TEUNISSEN (1940)

Uitzending
Nieuw-Guinea, Biak, 13 februari 1962 – 30 oktober 1962.
Deze uitzending was voor achttien maanden gepland, maar werd door de internationale perikelen niet voltooid.

Vertraging
Radarspecialistgrond Jon Teunissen (Amsterdam 1940) vloog op 13 februari 1962 naar Nieuw-Guinea en landde er drie dagen later.
Hij liep er een vertraging op want oorspronkelijk zou hij al in augustus 1961 zijn vertrokken. “Zes maanden vertraging betekende voor mij dat ik opnieuw alle spuiten bij de dokter moest halen.
Ik was 20 en had mij met twee collega’s opgegeven voor de uitzending naar Nieuw-Guinea.

We hadden de opleiding tot radarmonteur-grond in 1959 voltooid op de toenmalige luchtmacht Elektronische School (LES) te Schaarsbergen en ik werd na het behalen van de sergeantsrang tewerk gesteld op Nieuw-Millingen. Hoewel het avontuur me trok, kreeg ik in die periode verkering en hoefde eerlijk gezegd niet meer zo nodig. Maar zes maanden later moest ik toch.” Met een groep van zes man vertrok hij uit Amsterdam en zag dat er met spandoeken tegen hun vertrek uit Schiphol werd gedemonstreerd. Vlak voor de start moest het toestel naar het platform terug taxiën. Maar het bleek niet de demonstratie die voor dit oponthoud zorgde, maar een verdachte brandstof – kerosine – geur in de cabine. Ongeveer anderhalf uur later werd het mankement aan de brandstoftoevoer van de cabineverwarming verholpen en vertrok het vliegtuig alsnog.

Noordelijke route
“We vlogen via de noordelijke route met een DC-7C via Reykjavik en Anchorage naar Tokio. We reisden in burger vanwege de pro-Indonesische politiek van Japan. We kwamen er omstreeks twee uur ’s middags aan en moesten in een transitlokaal wachten. Vervolgens zetten we de reis naar Biak voort en arriveerden er midden in de nacht. Het eerste wat me opviel was de drukkende hitte, waar we letterlijk en figuurlijk een ‘warm welkom’ werden geheten door de luchtmacht collega’s.”

Woonkamp Ridge
De eerste week sliep hij op de ‘Keerkring’, waar hij zich niets meer van kan herinneren. “Die week gingen we naar het nieuwe luchtmacht kamp, de ‘Ridge‘, samen met andere radio- en radarmensen.
De jongens van de Dakota’s sliepen er al en wij kregen een kale kamer waarin alleen maar stapelbedden met matrassen stonden.

Het was wel een mooie ruimte, met ramen die geopend konden worden voor de ventilatie. De lakens hadden we zelf uit Nederland meegenomen. Ik mocht maar twintig kilo bagage meenemen in het vliegtuig en een deel van mijn PSU bleef in Nederland achter. Voor de aankleding van onze kamer zochten we op een schroothoop van de KM naar kasten en van kapotte exemplaren bruikbare gemaakt. Uit hout, afkomstig van kratten, hadden we meubels geknutseld en zo onze ruimte min of meer aangekleed. Met een lamp van 60 Watt en telefoondraad knutselde ik een soort PSU/droogkast om kleding en andere spullen droog te houden.”

Heuvel-100
Het materieel voor de radarinstallaties die op Heuvel-100 kwamen te staan, werd in grote houten kisten vanuit Nederland aangevoerd. “Dat getal honderd in de naam Heuvel-100 stond volgens mij voor de hoogte van de heuvel. Die lag buiten Biak, een stuk in de richting van Kampong Landbouw. De weg er naar toe was met een shovel gemaakt. Al het materiaal werd neergezet op de parkeerplaats bij de heuvel en daar uit de kisten gehaald met behulp van een spijkertrekker, een koevoet en veel spierkracht. Dankzij een materiaallift – die we niet mochten gebruiken als personenlift – hoefden we niet alles naar boven te sjouwen. Dat zou ook onmogelijk zijn geweest. Een deel van onze radar woog 5.000 kilo en die lift kon maximaal 1.000 kilo tillen. Een ingenieur van de bouwer van de installatie, de ABM (De Amsterdamse Ballast Maatschappij), heeft met katrollen de lift zo aangepast, dat we dat zware onderdeel van de radar alsnog naar boven konden transporteren. Boven werd het op de enige spoorlijn van Nieuw-Guinea, een ‘smalspoor’ geladen en over een afstand van dertig meter met mankracht naar de torens gereden.”

98 Traptreden
Het aantal traptreden was volgens Teunissen achtennegentig. “Ik heb ze een keer geteld, maar liet vaak een Papoea voorop lopen: dan wist je dat je niet te snel ging om te voorkomen dat je hoofdpijn kreeg door een tekort aan vocht door zoutverlies. Voor het zware werk hadden we Papoea’s in dienst. Ik sprak nauwelijks Maleis, maar gelukkig waren er ook collega’s die het prima spraken. In de loop van 1962 mochten sommige militairen niet meer van de KLu naar Nieuw-Guinea vanwege familieomstandigheden: ‘familie in Indonesië’. Dat was om te voorkomen dat ze in de problemen kwamen. Het materieel kwam niet in één keer binnen.
De ABM bouwde de infrastructuur, terwijl wij de apparatuur plaatsten. We hadden een kleine werkplaats op de heuvel. De radar-site om het luchtruim boven Biak te controleren, bestond uit twee torens van 15 meter hoogte voor de SGR-109 hoogtezoekradars en een toren van 25 meter voor de SGR-114 rondzoekradar. De SGR-114 en 109 waren hele goede radars van Philips en HSA. De radar die oorspronkelijk op de waterbasis bij Biak stond, was te oud en voldeed niet langer. De radar van Philips was veel moderner en betekende een technische verbetering.”

Lange dagen
Teunissen en zijn collega’s begonnen eind februari met het plaatsen van de radarinstallaties en in augustus waren zij gereed. “We maakten zeer lange dagen van tien tot twaalf uur werk. De radar moest snel operationeel worden omdat de dreiging steeds groter werd.
We hadden de radarkasten geplaatst en de antennes op de torens gehesen. De SGR-114 leverde geen problemen op in tegenstelling tot de SGR-109, waarbij de torenconstructie niet bleek te voldoen. Wanneer de radar even werd stilgezet, draaide het onderste deel van de toren door het gewicht van de radar nog even door. Vrijwel meteen na het gereedkomen, moest de site al weer worden ontmanteld en dat ging een stuk radicaler dan de opbouw. De bekabeling werd gewoon doorgezaagd omdat het snel moest gebeuren. De SGR-109 kwam ongeremd met de lift naar beneden. Men was vergeten de katrollen te bevestigen en de lift kon het gewicht van 5000 kilo niet aan, raakte de grond en was onbruikbaar.”

Verhuizing naar Sorido
De Papoea’s zagen het vertrek van de Nederlanders aankomen. “We misten steeds meer gereedschap.
Als je je omdraaide was het weg. Zij geloofden overigens echt dat we na een paar jaar weer zouden terugkomen.” Half oktober verhuisden Teunissen en zijn collega’s van de ‘Ridge’ naar Sorido.
Daar werden zij tijdelijk bij de KL ingekwartierd. “We aten gelijk de eerste avond nasi. Geweldig! Ik had gelijk buikloop omdat ik teveel vet binnenkreeg en dit niet meer gewend was. De tweede dag bloemige aardappelen, heerlijk! Er was zelfs een blikje bier bij het eten. We waren helemaal gelukkig. Op de Ridge was geen echte keuken, er werd op een veldkeuken gekookt die onder een afdakje van de ambulance stond. Daar kregen we vaak corned beef, op maandag vaste prik: snert uit blik met ‘onduidelijke’ worst en de overige dagen rijst met wat groenten. Tegen het einde kon ik geen rijst meer zien. Twee of drie dagen per week gingen we in Biak naar bakker Boes om er een broodje met ei of iets lekkers te eten.
Als we wat extra’s wilden haalden we bij de officiersmess van de KL (Wambrau) een loempia.”

Machteloos
In de weinige tijd die Teunissen in Biak had, verveelde hij zich niet. “Er was een band bestaande uit militairen en er was een toneelclub. Door de vele landmacht jongens bij ons, pikte de Telegraaf dat op en ineens stonden we in de belangstelling en kwamen er artiesten naar ons toe.
De Telegraaf nam ook het initiatief voor een ‘groetenprogramma’ Dat werd in Nederland op band opgenomen, verstuurd en via de Radio Omroep Nieuw-Guinea uitgezonden. Dankzij de inzet van bureau Ontspanning, Sport en Ontwikkeling zagen we af en toe het Polygoonjournaal in de openluchtbioscoop ‘Karang City’. Die waren wel drie maanden oud.”
Teunissen kan zich nog goed herinneren dat de Dakota X-11 werd vermist en de impact die het op de luchtmachtmilitairen had. “Althans, ik weet nog dat er niet naar het toestel mocht worden gezocht. Veel collega’s voelden zich daardoor machteloos. Het deed mij ook veel omdat ik de avond voor de verdwijning, nog met één van de inzittenden van het toestel had gesproken.”

Nederland
Eind oktober 1962 landde de DC-8 van de KLM Schiphol.
Teunissen kreeg daar een typisch ambtelijk welkom. We werden na het verlaten van het toestel van loods naar loods gestuurd.
Na de paspoortcontrole was er een douanier die er een probleem van maakte dat ik mijn fototoestel nog geen half jaar in bezit had.
Het scheelde een hele dag ... Volgens de regels moest ik dus invoerrechten afdragen. Uiteindelijk mocht ik zonder betalen doorlopen, maar wel na veel geharrewar.”

Teunissen was acht en een halve maand weg geweest van de achttien maanden die hij er had moeten zijn. “In die periode hebben wij hard gewerkt met het doel het radarstation bedrijf gereed te maken. Dat was gelukt. Dat we direct daarna alles moesten afbreken, is een ander verhaal.

Ondanks alles was het een mooie en bijzondere tijd. Ook al moest je tijdens de kerstdagen van 1962 dienst draaien, want je bent weer ‘nieuw geplaatst’ op je ‘oude’ onderdeel. Ik ben blij met de ervaringen die ik daar heb opgedaan.”