Veteranen verhalen
uit de NW-Veluwe
Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea

Klik op een foto voor een uitvergroting

▲▲▲▲

Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea
HARRY VAN SANTEN (1927) EN TON KELDERS (1928)

Een gemeenschappelijk verleden schept een band voor het leven.

Zo is dat gegaan met Harry van Santen en Ton Kelders. Ze kennen elkaar vanuit hun periode in Korea, maar waren ook samen in Nederlands-Indië. Van Santen was beroepsmilitair die al in de Tweede Wereldoorlog in het verzet kwam. Na die oorlog vertok hij naar Nederlands-Indië en later naar Korea, Nieuw-Guinea en Suriname. In Nederland en Duitsland was hij in diverse legerplaatsen gelegerd. Ton Kelders kwam na terugkeer uit Korea in de burgermaatschappij en koos een loopbaan als chauffeur, ‘eigen baas en niemand die op je vingers kijkt’ lijkt zijn motto, want zowel Harry als Ton hebben moeite gehad om hun draai te vinden na hun buitenlandse periode. ‘Onze hele jeugd is getekend door oorlog en strijd’ zegt Ton, ‘en dat hou je altijd bij je. Als ik slaap is een deel van me wakker en als ik ontspannen ben, is een deel van me waakzaam. Dat raak ik nooit meer kwijt’. Ton zat al als 17-jarige op een buitenpost op Java en vertrok in 1951 als vrijwilliger naar Korea. ‘Ik wilde helpen om het communisme te bestrijden, want dat leek een groot gevaar.

Ton Kelders was pas zeventien toen hij in 1946 als oorlogsvrijwilliger naar Indonesië ging, waar hij dienst deed bij de Stoottroepen. Als jonge jongen hielp hij zijn vader in het verzet, daarna diende hij drie jaar in de Indonesische archipel om vervolgens te gaan vechten in Korea. Op zijn 27ste had hij er al dertien jaar oorlog op zitten. „Ik heb vaak gedacht: en nu is het mijn beurt om te sneuvelen. Maar gelukkig heb ik nooit een schrammetje opgelopen.” Al mist hij door een schotwond wel zijn linkerwijsvinger en een deel van zijn linkerhand. Het merendeel van de Korea-strijders was idealist. In de periode na terugkeer uit Nederlands-Indië werden we in Nederland met de nek werden aangekeken. De CPN, de Communistische Partij had veel invloed en het was regelmatig vechten met de oud-Indiëgangers.

Als militair werd ik niet voor vol aangezien, op de kaderschool in Oorschot werd ik gewoon rekruut, ondanks het feit dat ik al een guerrillaoorlog achter de rug had. Dat telde daar niet mee.’
‘Toen ik na de bootreis in Korea aankwam, kon ik meteen naar het front, om de daar aanwezige militairen af te lossen. Ik kwam midden in de winter van 1952 aan en het was er vreselijk koud. Korea is wat klimaat betreft een land van uitersten en het was er wel dertig graden onder nul’. Aan het front ontspon zich het leven van patrouilles en wachtlopen, stellingen verdedigen en af en toe een heuvel bezetten. ‘Je keek niet naar het gevaar maar nam het zoals het kwam. Onze wapens waren regelmatig bevroren en we maakten soms een spelletje van de oorlog. Wie de meeste parachutes van lichtkogels vond, verdiende een biertje´, zegt Kelders. ‘Het was een felle strijd, maar soms hadden we ook tamelijk vriendschappelijke contacten met onze tegenstanders. We zwaaiden naar de vijand en konden met een armband om ongewapend gewonden ophalen. Er was een verschil tussen de verschillende nationaliteiten. De Noord-Koreanen waren veel fanatieker dan de Chinezen. Die laatsten waren wat dat betreft meer gentleman.’

Harry van Santen diende bij het 1ste detachement en raakte in de strijd gewond, waardoor hij terug moest naar Nederland. Ton Kelders tekende drie keer bij en bleef tot 1955 in Korea. Een gemeenschappelijke ervaring van beide veteranen is dat er weinig waardering is geweest voor hun werk en het feit dat een groot deel van hun jeugd is opgeofferd aan de strijd. Beiden zijn er door getekend hoewel ze verschillende manieren hebben om daar mee om te gaan. ‘Ik kan gemakkelijk een knop omzetten en me afsluiten voor ellende’, zegt Kelders. ‘Mijn maat kan dat veel minder gemakkelijk en trekt het zich zwaar aan’. Harry beaamt dit en geeft aan dat hij soms moeite heeft met zijn emoties. Hij heeft inmiddels geleerd, als dat nodig is, een stapje terug te doen. Maar Harry heeft ook mooie tijden gekend, vooral toen hij in 1953 en 1961 werd uitgezonden was naar het zuidelijk gedeelte van Nieuw-Guinea, in die tijd een witte plek op de landkaart. Ook tijdens zijn twee uitzendingen naar Suriname en Duitsland had hij het erg naar zijn zin.

Van Santen maakte bijzondere avonturen mee. Toen hij als een van de eerste Nederlandse militairen naar Indonesië ging, mocht de eenheid van de Engelsen nog niet naar Java. Ze moesten wachten op Malakka en maakten zich klaar voor een landing op het strand van Muntok, Banka. Toen ze uit hun landingsvaartuigen in zee stapten, stonden vreemde militairen op het strand hen de goede kant op te wenken. Het bleken Japanners te zijn die zich al hadden overgegeven. Diezelfde Japanners waren toen gewapende bewakers om geïnterneerde Nederlanders te beschermen tegen Pemoeda´s, nationalistische Indonesische jongeren.

Een andere anekdote: Toen hij een vrachtwagen spelletjes, sigaretten en radio´s langs de Nederlandse Douane op Nieuw-Guinea moest loodsen vroeg Van Santen: ‘mag ik mijn vrachtwagen met springstof hier parkeren? ‘Onmiddellijk verdwijnen met die troep,’ was het bevel dat hij direct opvolgde. De missie was slim geslaagd.

Inmiddels houden de mannen de oorlog achter zich. Op reünies en bijeenkomsten worden de verhalen steeds groter en jongere veteranen worden als helden ontvangen. Dat is prima, maar doet soms ook een beetje pijn. Harry van Santen nam in 1982 als adjudant afscheid bij defensie.
Ton Kelders nam afscheid als buschauffeur.

Beiden prijzen zich gelukkig met een echtgenote die achter hen stond en die veel begrip en geduld met ze hebben gehad.