FRITS KOOL (1927) Frits Kool is op 12 augustus 1927 in Utrecht geboren. Na de opleiding tot infanterist in de Willemskazerne aan de Leusderweg, wordt hij klaargestoomd voor de 2e Politionele Actie op Sumatra. Met de Zuiderkruis is Kool naar Nederlands-Indië vertrokken. “Dat was geen luxe passagiersschip maar een ‘Libertyschip’. Dit is een tot troepentransportschip omgebouwd vrachtschip waar we in drie ruimen werden ondergebracht. Het was er donker, vochtig, warm en benauwd. Ik had ‘geluk’ dat ik in het onderste ruim lag. Vijf tot zes stapelbedden boven elkaar gaf een bekemmend gevoel. ’s Nachts hoorde je mensen braken door het slingeren van het schip. We waren dan ook heel blij om weer met beide benen op de vaste wal te mogen staan.” De inzet De eerste tijd bracht ik door in de omgeving van Palembang en werd belast met de bewaking van de olievelden. Ik was ingedeeld bij 5-8 R.I. Na enige tijd werden we ook bij andere objecten en posities ingezet. We gingen ‘naar boven’ naar de voorposten waar het duidelijk onrustiger was met de altijd aanwezige spanning. ’s Nachts stonden we met dubbele wachtposten in een schuttersputje. Vaak zaten we daar twaalf uur aan een stuk. De deelname aan de 2e Politionele Actie was een zeer zware periode in mijn leven. Wat hebben ze ons als ‘groentjes’ toch nare dingen laten doen. In twee dagen zo’n zestig kilometer moeten zwoegen door dicht begroeide bossen en over wegen en paden waar omgevallen boomstammen over lagen. Heet, vochtig en klam liepen we daar. We bereikten de gestelde doelen maar werden prompt door de tegenstander ingesloten. Deze actie duurde dertien weken voordat men ons kon bereiken. Dit betekende dat we bijna niets te eten hadden. We kregen driemaal per dag een mestin (etensblik) zwart cacaowater zonder suiker. Later werd ons voedsel, zoals meel, gedropt door een vliegtuig. Met behulp van meel konden we, na het bouwen van een primitief oventje, ons eigen brood bakken. Daarbij kwam het goed uit dat ik ooit bakker was. Een keer werd er zelfs een levend krijsend varken aan een dubbele parachute neergelaten. Ik lag toen met een mitrailleur op post toen ik door dat gegil werd verrast.
Al die weken waren we nagenoeg niet uit de kleren geweest, want schone kleren ontbraken. We stonken een uur in de wind. Daarbij werden we ook nog vaak onder vuur genomen wat ons danig op de zenuwen joeg. Ik herinner me Kerstnacht 1948 nog. We lagen in onze schietputten en om een sigaretje op te steken doken we met onze kop in een emmer om het lucifertje aan te strijken. Je mocht je positie natuurlijk niet verraden. In het donker zagen we ‘iets’ bewegen en waarschuwden onze kameraden. We waren uiterst gespannen en het was dan ook niet verwonderlijk dat er plotseling werd geschoten. De volgende ochtend zagen we een gebroken tak die langs de stam van een palmboom zwaaide. Dat was dus dat ‘iets.’ Tijdens deze actie verloren we negentien kameraden. Een van hen was mijn maat Joop. Deze zeer gelovige man riep altijd dat hij niet zou sterven omdat God hem zou sparen. Thuis was zijn zusje overleden en God zou zijn ouders sparen omdat hij hun enig overgebleven kind was.” Het was genoeg geweest Op 27 december 1949 vond de soevereiniteitsoverdracht aan het TNI (Tentara Nasional Indonesia), het reguliere leger van Soekarno, plaats. “Ik herinner me nog dat we tegenover het TNI lagen voor de uitwisseling van de Rode kruispost. Samen met een korporaal en onze armbanden om onze mouwen ‘Veiligheidspolitie’ (VP) liep ik naar de tegenstander. Daar hebben we ‘gebroederlijk’ op een bankje gezeten en ondanks mijn gebrekkige Maleis hebben we uren over alles met elkaar gepraat.” Na een relatief rustige periode tijdens en na de overdracht werd ook Frits op zijn terugreis voorbereid en keerde hij in juli 1950 naar Nederland terug. Het heden Frits is in1964 naar Harderwijk verhuisd. Hij is als melkboer aan de slag gegaan totdat het gesjouw met de zware melkbussen en zijn gezondheidsproblemen hem te veel werd. Daarna heeft hij zich geworpen op het inbinden van boeken. “Dat ging destijds allemaal nog met de hand. Maar het leukste werk heb ik de laatste vijftien jaar gedaan als beambte op een politiebureau. Daar heb ik tot 1965 heel veel plezier beleefd.” Zijn vrouw is drie en een half jaar geleden overleden niet veel later gevolgd door zijn dochter. Zijn zoon woont nu in Groningen. Frits is nooit meer naar Indonesië teruggekeerd. “Ik weet niet of ik dat aankan, het land is zo veranderd. Toen de vijandelijkheden waren beëindigd, heb ik mijn broer op Midden-Java nog opgezocht. Overigens moest ik mijn vliegtuigticket zelf betalen. Mijn broer stond niet op het vliegveld op mij te wachten, in de veronderstelling dat het mij toch niet zou lukken hem op te zoeken. Een collega uit zijn eenheid heeft me toen op het vliegtuig opgepikt en me verder geholpen. Hij heeft mijn broer gebeld en zodoende heb ik hem toch nog ontmoet. Tegenwoordig probeer ik mijn sociale contacten te onderhouden. Ik schilder graag landschappen, stillevens en vooral de mooie natuur. De afgelopen twintig jaar leid ik de fietsclub bij de SWO, verder ben ik ook nog regelmatig bij het ouderenzwemmen in de Sypel en wandel wekelijks zo’n 40 tot 50 kilometer per week.”