DICK VERVOORN (1927)
Professor Dick Vervoorn heeft de oorlogsjaren meegemaakt en is in oktober 1944 met veel geluk aan een razzia in Putten ontsnapt. “Die dag kan ik me nog goed herinneren. Mijn vader was praktiseert dierenarts in Putten. Ik sliep op zolder toen op 10 mei 1940 mijn broer mij wekte en zei naar beneden te komen want de Duitsers waren ons land binnengevallen. Ik maakte ook bewust de razzia in Putten in oktober 1944 mee, waarbij een tiental burgers werden gefusilleerd.
In 1945 werd mijn vader, die ook werkzaam was bij het Puttense gemeentebestuur, door een SS-officier vervangen, die mij een ' Ausweiss' verschafte om de dodentransporten van zowel burger alsmede militaire slachtoffers te verzorgen. Daarnaast moest ik oorlogs- en hongerwinterslachtoffers naar het ziekenhuis Salem in Ermelo vervoeren.
Het was zwaar werk omdat er maar één brancard was en alles te voet moest gebeuren. De laatste keer dat ik met de brancard uitrukte, was tijdens de bevrijding. In Putten arriveerden de Canadezen en overal werden deze bevrijders toegejuicht. Kinderen klauterden op de tanks en kwamen met handenvol chocolade aanzetten. Een van de jongens mocht in de tank kijken, maar door een verkeerde handeling ging het kanon af en sloeg de granaat in de menigte in."
Tussen 1947 en 1950 heeft Vervoorn zijn diensttijd in Nederlands-Indië vervuld. In 1947 kreeg hij een oproep om bij het K.N.I.L. dienst te nemen. “Mijn broer Hans was tijdens WO II als verzetsman opgetreden, onderscheiden met de Bronzen Leeuw, werd 'Engelandvaarder' en nam daarna dienst bij de 'Stoottroepen' om de strijd in Nederlands-Indië tegen de Jappen aan te gaan. Dit motiveerde mij om ook dienst te nemen bij het Regiment Stoottroepen. In Amsterdam volgde ik een drie maanden durende opleiding (1948) om het Maleis en journalistieke en militaire zaken tot me te nemen. Als 1e luitenant werd ik in de functie van legercontactofficier bij 4-5 R.I. ingedeeld. In deze hoedanigheid onderhield ik als een soort voorlichtings- en inlichtingenman de militaire zaken voor mijn commandant. Daarnaast zorgde ik ervoor om begrip in Nederland te krijgen voor de taken die in Nederlands-Indië werden vervuld.
In Batavia diende ik, na een korte inwerkperiode, als een soort vraagbaken voor journalisten en was het gezicht van het bataljon naar buiten toe. Ik legde en onderhield verschillende contacten met andere eenheden en ook met functionarissen van de Verenigde Naties. Daarnaast zorgde ik ook voor de berichtgeving naar ouders toe van de gesneuvelde Nederlandse militairen. Tijdens de 2e politionele actie (1949) was 20% van de officieren bij 4-5 R.I. gesneuveld en door een tekort aan officieren vroeg mijn commandant mij of ik ook aan patrouilles wilde deelnemen. Een interessante ervaring die ik anderhalf jaar lang vol overtuiging heb uitgevoerd. Hierna werd ik in Buitenzorg bij het 1e Infanteriebrigade als contactofficier aangesteld tot aan mijn demobilisatie.
In juli 1950 keerde ik met de Kota Baru naar Nederland terug en nam mijn studie geneeskunde weer op.
Ik heb deze indringende periode afgesloten door alle foto's weg te doen. Nu vraag ik me wel eens af of ik daar wel goed aan heb gedaan." Samenvattend ben ik dankbaar dat ik hulp heb kunnen en mogen verlenen. Dit geldt voor de periode in Putten alsmede voor de werkzaamheden als contactofficier in Nederlands-Indië, waar ik een nuttige bijdrage heb mogen verlenen en waarvan ik nooit een greintje spijt heb gekregen.”
Overigens werd Vervoorn na een jaar weer door Defensie gevraagd om als reserve officier bij de krijgsmacht terug te komen. Dit deed hij bij het Garderegiment Jagers en later op eigen verzoek bij de Geneeskundige Troepen waar hij, als bataljonscommandant, tot zijn 58e jaar op verzoek van de Minister van Defensie zijn militaire loopbaan beëindigde.
Na zijn studie Diergeneeskunde werd hij leraar aan de Middelbare Land- en Tuinbouwschool in Putten. In 1960 werd hij inspecteur bij de Veeartsenijkundige Dienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij en bij het Ministerie van Volksgezondheid en gaf als hoogleraar colleges aan de faculteit Dierengeneeskunde Universiteit Utrecht. In 1974 tot 1988 heeft hij bij de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren beleidsmatig leiding gegeven. In diezelfde periode was hij reserveofficier bij de Koninklijke Landmacht en is drager van het Ereteken voor Orde en Vrede en het Draaginsigne Veteranen. Koningin Beatrix onderscheidde Vervoorn in 1988 als Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Mevrouw Vervoorn-Blom (1926-2016) trof tijdens de oorlog een wreed lot. De bezetters dachten dat haar broer een vijandelijke parachutist was en schoten hem neer. Zij heeft eveneens Diergeneeskunde gestudeerd, werkte als dierenarts en richtte daarnaast het Proefdierenbedrijf bij TNO op.
In 1991 werd ook zij door koningin Beatrix tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd. Het echtpaar Vervoorn-Blom heeft, nu wonend in Harderwijk, op 3 september 2012 haar 60 jarig huwelijk gevierd.
• Overlijdensbericht Anda Vervoorn - Malinosky Blom