AB BEUVING (1939) Luchtmacht veteraan Ab Beuving, geboren en getogen Harderwijker, is tijdens zijn militaire loopbaan, van 15 oktober 1960 tot 12 april 1962 uitgezonden naar het voormalige Nederlands Nieuw Guinea. Ab Beuving begon op 4 november 1958 bij de Koninklijke Luchtmacht en kon nog niet vermoeden dat hij twee jaar later in de tropen zou belanden. “Na mijn militaire en technische opleiding bij de Luchtmacht in Schaarsbergen begon mijn loopbaan op de vliegbasis Soesterberg. Hier werd me verstaan gegeven dat mij een plaatsing naar Nederlands Nieuw Guinea te wachten stond. Nederlands Nieuw Guinea? Waar ligt dat? Als jongeling van 19 jaar wist je toen nog niet veel van de wereld. Tijdens een van de cursussen, de hygiëneopleiding in Neerijnen, kreeg je te horen welke vreselijke ziektes je allemaal te wachten stond in de tropen. Uitzending Nederlands Nieuw Guinea Op 15 oktober 1960 was het zover, na afscheid genomen te hebben van mijn verloofde Nies, mijn ouders en schoonouders, meldde ik mij op Schiphol voor de KLM-vlucht met een DC-7 naar Biak. In het toestel zaten twee luchtmachtofficieren, namelijk de twee testvliegers, majoor Jan Blaauw en kapitein Wim Fleuren van de ‘Hawker Hunter’, het jachtvliegtuig van de KLu. Na verschillende tussenlandingen, zoals op IJsland en Anchorage in Alaska, landden we op 17 oktober op het eiland BIAK in Nederlands Nieuw Guinea. Hier werden we naar kamp Sorido, de kazerne van de Koninklijke Marine vervoerd en in barakken ondergebracht. De werktijden waren vanwege de grote hitte en vochtigheid van ’s morgens 07:00 uur tot 13:00 uur. ’s Middags was het verplicht rusten, maar na een poosje was je aardig gewend aan de warmte en ging je heerlijk zwemmen. Inmiddels was het vliegdekschip de Karel Doorman met 12 Hawker Hunters en KLu-personeel, gearriveerd, waarna de opbouw van het squadron begon. Op 21 oktober 1960 maakte majoor Blaauw met de Hunter N101 zijn eerste testvlucht. Met een wolk van stof achter zich, koos de eerste Hunter hier voor het eerst het luchtruim. Naast de gehele onderhoudsploeg keken ook de Papoea’s met grote ogen toe, een vliegtuig zonder propeller met heel veel lawaai! Primitief onderkomen Op 17 november 1960 legde het omgebouwde vrachtschip, de ‘Van Riemsdijk’ van de KPM, dat inmiddels omgedoopt was tot de ‘Keerkring’, bij de pier aan. Dit werd, in plaats van het ruime onderkomen in de kazerne van de Marine, ons nieuwe verblijf. We werden in de ruimen in het achterste deel van het schip ondergebracht. Hier stonden de stapelbedden met een tussenruimte van een halve meter van elkaar. Airconditioning was er niet, dus dat werd afzien. Frisse lucht en daglicht moest uit een enkele patrijspoort komen. Eenieder had wel een kast voor zijn spulletjes, maar de vochtigheid was zo groot dat binnen de kortste keren de schimmel overal op stond. Aan boord waren wel alle voorzieningen aanwezig, keuken, bakkerij, wasserij, strijkkamer, toiletten en douches. Alleen voor zoveel manschappen was dat niet voldoende, immers met de ‘Keerkring’ was ook het grootste deel van het KLu-personeel mee gekomen, met als gevolg dat er veel geïmproviseerd moest worden. Mijn werkzaamheden als gronduitrusting monteur op vliegveld ‘Boroekoe’ waren niet overmatig zwaar, en ik had voldoende tijd voor ontspanning. Af en toe werd ik uitgeleend aan de KLM of Marine om als koeltechnieker bij te springen. Inzet Koninklijke Luchtmacht Onze Luchtmacht hield samen met de Marine Luchtvaart Dienst het luchtruim goed in de gaten. Hiertoe hadden we twee radarposten, één op Biak en één op het nabijgelegen eiland Woendi. Na de oplopende spanning tussen Nederland en Indonesië werd ook de dreiging groter. Ook aan boord werden ’s nachts patrouilles gelopen. Wat we niet wisten was dat Rusland voornemens was om Nederlands Nieuw Guinea aan te vallen, wanneer de overdracht van Nieuw Guinea, na onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië op niets zou uitlopen. Op aandringen van Amerika koos Nederland voor de overdracht aan Indonesië. Naar huis De contacten met het thuisfront waren in die tijd zeer minimaal want alleen de luchtpost functioneerde. Begin april 1962, stapte ik aan boord van een DC-8 die vanuit Biak naar Nederland zou vliegen. Toen we over de startbaan snelheid maakten om op te stijgen, klapte een band van het landingsgestel. Landen met volle brandstoftanks was uit den boze en dus moesten eerst de brandstoftanks boven zee worden geledigd. Langs de landingsbaan stonden brandweer en medische diensten al op ons te wachten. De landing verliep gelukkig perfect. Twee dagen later vertrokken we alsnog richting Schiphol. Inmiddels wachtten families op Schiphol vergeefs op ons vliegtuig. Gelukkig kreeg men snel het bericht dat het met pech op Biak stond. Op 12 april 1962 landden we dan toch op Nederlandse bodem. Terug kijkend op mijn plaatsingstermijn van 18 maanden tropen kan ik zeggen dat het voor mij een pracht tijd is geweest. Jammer dat we de Papoea’s in de steek hebben gelaten. Na mijn thuiskomst op 30 augustus 1962 huwde ik mijn verloofde, Nies en heb twee prachtige zonen, twee lieve schoondochters en vier schatten van kleinkinderen, één meisje en drie jongens. Hier in Harderwijk denk ik nog vaak terug aan die tijd.”